HOUSE OF RAT / DAVID GEYSEN

performing arts - Rauw Autonoom Theatraal

Oproep

De Winteropvang BLOG

5. Moedeloos

Ik ben zenuwachtig. Vandaag ga ik mijn artiesten ophalen om samen naar de Loods te gaan. Ik koop croissantjes, cola, bier en koeken. Voor de lunch.
Ik zet de verwarming vast aan en bereid muziek en licht voor. Aan mij zal het niet liggen.
Dan ga ik naar de opvang. Ik zie Guinevere. Ze zegt: “Ik ben net terug, het was hier verschrikkelijk, zondag brak de hel los. Mensen kregen ruzie, er werd geroepen en geschreeuwd. De politie kwam. Van de honderd vijftig daklozen zijn er nog negentig over, de rest is er uitgezet. Ik ben net terug en kan dus niet mee vanmiddag. Ze hebben trouwens tot drie keer toe je bericht van het bord geveegd.” Moedeloos ga ik zitten. Tanner, een Marokkaanse jongen komt naar me toe: “Zullen we gaan?” “Nee, een volgende keer misschien, maar jij bent de enige vandaag.” “Oh jammer” zegt hij, “dan ga ik een blowtje roken.”
Ik rijd naar de loods, doe de verwarming uit en baal. Neem de croissantjes en breng die naar de opvang. Ze worden gretig in ontvangst genomen.
Ik moet een andere manier van aanpak bedenken.
Na de kerst en oud en nieuw, de hele tijd met de woorden van Johan in mijn hoofd: “Je komt precies op het goede moment, de feestdagen zijn voor de daklozen het ergst”, ga ik hardlopen. Onderweg bedenk ik: ik moet een goede flyer maken, IK ZOEK 7 MENSEN DIE DAKLOOS ZIJN OM MET MIJ EEN THEATERVOORSTELLING TE MAKEN. VOOR HET SPELEN IS ER EEN VERGOEDING. Ik teken een ontwerp. Nu weer aan de slag.

4. My secret

Yassir heeft nagedacht en wil niet meer meedoen. Theater is toch niks voor hem. Echt niet.
Guinevere loopt langs en ik vraag hoe het gaat en of ze zin heeft om even te zitten en te kletsen.
We praten en ik geef toe dat het lastig is om dit op te zetten en dat het voelt alsof ik een beetje vastloop. We beslissen om het meteen concreet te maken. volgende woensdag de eerste theater workshop! Ik haal de daklozen op om 12.30 uur en we gaan samen naar de Loods. Dit schrijven we op het White Board.
IEDEREEN IS WELKOM. De Poolse Zofia staat aan de piano wat te pingelen.
Ik heb haar vorige week kort gesproken. Ze vertelde dat ze hier incognito zit en dat ze componist is. Ze kan geen noten lezen en doet alles op gevoel. Ze zal rechten gaan studeren en zo in Frankrijk minister worden en uiteindelijk Macron verslaan als president. Dit vertelt ze half grinnikend en dan plots serieus kijkend.
Ik vraag Thomas (daklozenconsulaat) of ze misschien wat verward is. Thomas verteld: “Ja, ze denkt dat de Poolse geheime dienst achter haar aan zit. Haar moet je hebben. Dit zijn juist de interessante zaken.”
Vandaag staat ze aan de piano te pingelen, op gevoel dus. En het is zo mooi.
Het is geïmproviseerde minimal music. Ze draait zich om en zegt: “this is my secret, when i play all the animals come to me.”
Mijn vierde artiest heet Zofia.

3. Het verhaal

Yassir is een apart geval. De eerste ontmoeting zei ik dat ik wat met theater ging doen met daklozen. “Theater man, ja, nee, man, nee, dat ga ik niet doen man. Op school vroeger heb ik dat wel eens gedaan. Nee dat is niks voor mij man. ik moest toen een liedje zingen of zoiets en ik wist de tekst maar de mensen keken naar mij en ik sloeg helemaal dicht man. Nee man theater, nee.” Reageerde hij.
Vandaag ontmoet ik Yassir voor de tweede keer en ik vraag hem weer of hij mee wil doen. Hij: “Nee man, theater nee, ik heb dat vroeger wel eens gedaan nee man de mensen kijken dan en ik klap helemaal dicht.” Vervolgens vertelt Yassir het verhaal van zijn vier dagen op straat en dat hij niet geslapen heeft en zijn enkel toen is omgezwikt en gaan ontsteken en dat hij totaal verward raakte en wat hem het meest raakt: dat iedereen die altijd zei “hei broer, hei neef, hei vriend…” dat diegene niet thuis gaven toen hij hulp nodig had. Hij belde na vier dagen op straat de ambulance omdat hij niet meer kon lopen. De vrouw van de noodcentrale zei, nadat ze zijn locatie wist: je kunt lopen naar het Westeinde ziekenhuis, daar ben je vlakbij. Waarop Yassir antwoordde: ”ik kan niet lopen, het tikken wat u hoort zijn geen stappen dat is het trillen van mijn hand en daardoor de telefoon die tegen mijn hoofd slaat.”
Hij vertelt een uur lang en dan vraag ik hem weer: “wil je niet meedoen met mijn project?” “Wat ga je dan doen man? Wat is dat theater?” “Dat weet ik nog niet” antwoord ik, “dat moeten we samen uitzoeken. Is er een bepaalde rol die je tof vindt, je hebt vast veel films gezien?” “Ja man wel honderd rollen.” “En je schrijft toch ook?” Vraag ik. “Dat is privé man, dat ga ik niet vertellen. Mag ik ook een nieuw verhaal bedenken.” “Ja natuurlijk.” antwoord ik hoopvol. “Weet je, ik kom volgende week woensdag terug en jij schrijft wat.”
“Nee man, dat gaan we samen doen, niet naar mij wijzen, wij gaan samen zitten en gaan dat samen doen.” “Goed, dan neem ik mijn laptop mee en gaan we samen een verhaal schrijven.”
Mijn derde artiest heet Yassir.

2. Een uitlaatklep

Ik groet de rokers onder het afdak en loop de winteropvang in.
Ik meld me aan en krijg een bezoekerspas. Vanaf nu mag ik komen en gaan wanneer ik wil.
Koffie. Quasi zelfverzekerd in de weer met de warme dranken machine probeer ik onopvallend een praatmaatje te vinden in de ontvangstruimte. Hoe begin ik? En waar begin ik? Ben ik echt zo mensenschuw?
Ik zou zeven koffies gedronken hebben als op dat moment Thomas van het daklozen consult zich niet had voorgesteld. Gelukkig. Hij weet de weg. Hij kent de mensen. Hij stelt me voor aan Johan. De onofficiële leider van de daklozen. Iedereen is bang van hem terwijl hij al tien jaar geen geweld meer heeft gebruikt, zegt hij zelf. Hij vertelt over de mensen die rondhangen in de ontvangstruimte en al snel komen we op het onderwerp drugs. “Iedereen hier is verslaafd. Maar dat is niet erg. Ze zijn creatiever als ze gebruiken.” Ik knik en vraag Johan wat deze mensen nodig hebben. Resoluut antwoordt hij: “Een uitlaatklep! Precies wat jij ze komt brengen. En de feestdagen komen eraan! Een grote ellende voor de daklozen, de gruwelijkste tijd van het jaar. Het gebruik gaat omhoog, de psychologische problemen nemen toe en de zelfmoordpogingen ook. Je bent hier precies op het juiste moment.” Ik voel mezelf een charlatan en een bedrieger met mijn theater.
Plots zit er een jongen naast me met een grote glimlach op zijn gezicht. Hij heeft lichtroze nagellak op en draagt een wit rokje over zijn zwarte broek.
“Ik ben Guinevere, ik wil heel graag meedoen met iets van theater.” Ik vraag hoe lang hij/zij al dakloos is en waarom dat gebeurde. “Ze”, zegt ze. “en twee jaar. Maar dat is een lang verhaal.” Weer die eindeloze lach op haar gezicht. “Maar ik doe mee!” En ze loopt weg in de richting van een elektrische piano in de hoek van de ruimte, kijkt ernaar, drukt geluidloos een paar toetsen in en verdwijnt in de gang.
“Dat was precies een vlinder die langs kwam fladderen” zeg ik tegen Johan.
Hij lacht en zegt: “Ze willen een uitlaatklep. Maak er maar allemaal Drags van dat zullen ze fantastisch vinden.”
Mijn tweede artiest heet Guinevere.

1. The Artist

Buiten bij de winteropvang staan twee houten tafels onder een afdak. Aan de muur hangt een wit papier met daarop groene symbolen. Een blow- en alcohol permissie. Hier mag geblowd en ook gedronken worden. Er heerst een gezellige sfeer en er wordt inderdaad door een oudere man bier uit een groot blik genuttigd.
Wat is het toch moeilijk om onbekenden aan te spreken, denk ik.
Ik gniffel mee om een grapje dat de bier-man maakt in de hoop dat het haveloze gezelschap me opmerkt, iemand me aankijkt en ik aanspraak heb.
Maar wat dan? Hallo, ik kom hier om daklozen te zoeken die met mij theater willen maken. Openlucht theater denk ik en lach om mijn eigen sociale vaardige beperking.
Als ik een tijdje onhandig binnen in de ontvangstruimte zit met alweer mijn derde bekertje koffie, zie ik een vrouw lopen met I am an artist op haar trui. Dat is mijn aanknoping, denk ik opgelucht, en ik loop naar haar toe: “Hoi, waarom staat er I am an artist achter op je trui?” “Omdat ik dat ben.” zegt ze. “Ik speel piano en ik kan zingen. Ik heb een opleiding Kleinkunst gedaan.”
Natuurlijk, waarom niet. Wat dacht ik wel. Dakloos, kansloos, marginaal
Ik vertel haar (nog schroomvol door mijn vooroordeel) over mijn plan om met een groepje daklozen theater te maken. Ze zegt dat ze wel met me wil meedenken. Ik heb mijn eerste artiest gevonden en ze heet Maria.